De passen in de noordelijke Dolomieten zoals die van de Sellaronde en de Giau zijn zeer bekend en het is daar dan ook erg druk. Iets zuidelijker zijn bijna alle toeristen verdwenen, bijvoorbeeld bij de Passo Duran, terwijl de bergen, ook Dolomieten, bijna even indrukwekkend zijn. De klim vanuit het zuidwesten naar de Passo Duran begint in Àgordo. Hij is afwisselend met dorpjes op de eerste drie kilometer en meer eenzaamheid daarna. De weg kronkelt behoorlijk. Het is een vrij steile klim, waarvan het steilste gedeelte (gemiddeld 9.5%) tussen kilometer drie en tien ligt. Nergens wordt het echt supersteil, getuige een steilste interval van 500 meter van 11%. Het fraaiste zijn de laatste twee kilometer, waar de weg smaller en minder steil (4-8%) is en de ruige omliggende bergen goed zichtbaar worden.