De Monte Grappa (1775 m) is een monumentale berg. Hij grenst direct aan de Povlakte en steekt boven naburige bergen uit. In de Eerste Wereldoorlog is hier gevochten door Italianen en Oostenrijkers. Van hen rusten er ongeveer 24 duizend in graven nabij de top. Ook onder wielrenners is de berg bekend. Hij kan van vele zijden beklommen worden. Daarvan is de hier beschreven rit vanuit het noorden waarschijnlijk de gemakkelijkste. Desondanks moeten er in de 29 kilometer lange rit 1597 hoogtemeters overwonnen worden, mede door enkele afdalingen onderweg (in totaal 189 hoogtemeters), die elders gecompenseerd moeten worden. Lang steil is het nergens. De rit begint met een korte aanloop tot het dorpje Cáupo, waarna onmiddelijk de steilste kilometer (9,4%) van de rit volgt. Dit vormt het begin van een acht kilometer lange passage door het bos, waarin continu geklommen wordt (gemiddeld 7,8%). Ik vond dit het saaiste deel van de rit. De daaropvolgende 18 kilometer zijn juist de spannendste. Netto gaat het 612 meter omhoog maar stijgende en dalende stukken wisselen elkaar veelvuldig af en hier en daar kan men van het uitzicht genieten. Twee ver uit elkaar liggende stroken van 250 meter zijn goed steil (13%). Na de samenvloeiing met de weg uit Bassano de Grappa resteren nog ruim twee kilometer. In zijn hoogste delen is de berg kaal maar veel uitzicht had ik toch niet. Waar geen wolken hingen was de atmosfeer zeer heiïg, geen onbekende toestand boven en nabij de Povlakte.