De Albulapas is terecht populair onder fietsers. De weg is vrij smal en kennelijk minder aantrekkelijk voor racende automobilisten en motorrrijders dan veel andere Zwitserse passen. Spannend is het tracé van de Rhätische Bahn tussen Bergün en Preda, dat hier hoogte wint door cirkels en delen daarvan door tunnels en dalen te beschrijven. Enkele keren fietst men onder spoorwegviaducten door en zijn er sporen op verschillende niveaus boven elkaar zichtbaar. De zeer afwisselende rit begint waar de weg van Thusis naar de Albulapas een beek (Landwasser) oversteekt, ruim één kilometer voor Filisur. De eerste vijf kilometer zijn gemakkelijk (meestal 2-3%) maar dan volgt de eerste steile passage (twee kilometer van 8-11% voor de intervallen van 500 meter met een uitschieter naar 14% voor een strook van 250 meter). Daarvan kan men daarna, voor, in en na Bergün wat herstellen (1-3%). Wat volgt is de passage, die treinliefhebbers in verrukking zal brengen. Hier is de weg weer steil (3 kilometer van 9-10%) waarna hij abrupt overgaat is een gemakkelijke passage (3-5%) voor en in Preda. Er blijven dan nog zeven kilometer en ruim 500 hoogtemeters over tot de pas. Vaak is de helling hier 8%. Tijdens het eerste stuk na Preda is het landschap weliswaar nog bebost maar vrij open en fietst men langs een meer. Ik vond dit het mooiste deel van de rit. De laatste twee kilometer worden gekenmerkt door uitgestrekte velden met grote rotsblokken. Zie ook het verhaal van Frank over deze klim.